|
Boomsoort: |
Perenboom. |
Originele naam:
Beurré Alexandre Lucas |
Synoniemen:
- Alexandre Lucas Butterbirne.
- Beurré Alexander Lucas.
- Lukasówka. (Pools)
- Bereljuka. (Russisch)
- Alexander Lucus. (Duits)
|
Herkomst:
Frankrijk. Omstreeks 1870 in een bos te Blois, gelegen aan de Loire tussen Orléans en Tours, gevonden en vanaf 1874 door de gebroeders Transon in Orléans in de handel gebracht. (Bron: Deutsche Obstcabinet) De peer is vernoemd naar de directeur van de tuinbouwschool in Reutlingen (D), Alexander Lucas. |
Vrucht: |
|
plukrijp: |
eind september - begin oktober. |
consumptierijp: |
oktober tot december, gebruikstijd december. |
afmetingen: |
middel- tot zeer groot. 70 mm. breed, 80 mm. hoog, gewicht 155-300 gram, soortelijk gewicht 1:0.991. Vorm is variabel, peervormig, breed stompkegelvorm, zwaar, massief kelkbuikig, vruchtzijden effen tot zwak bultig. |
kelkholte: |
vlak tot middeldiep, smal tot middel wijd, schotelvormig of zwakbultig, gerimpeld, dikwijls met vleeskraaltjes. |
kelk: |
klein, half gesloten, meestal gesloten, in ondiepe vlakke kelkholte, blaadjes middel lang, smal in elkaar gedraaid, aan de basis vlezig samengegroeid. |
steelholte: |
van vlak tot diep, smal, onregelmatig geribd, vaak fijnstralig beroest. |
steel: |
20-35 mm. lang, 3-4 mm. dik, houtachtig, bruin, iets gebogen, aan het einde verdikt. |
schil: |
glad, ietsje vettig tot droog, middelmatig tot dik, middelmatig vast, schillen voor consumptie. |
grondkleur: |
groen. Rijp: groenachtig geel tot zwak roodachtig geel. |
dekkleur: |
indien aanwezig lichtoranje tot roodachtig oranje, als een waas, heel vaag gestreept, lenticellen talrijk, dicht, klein tot groot, roestachtig, ook groen omrand, beroesting weinig, helderbruin aan kelk en steelholte. |
vruchtvlees: |
geelachtig wit, variërend half tot smeltend, fijnkorrelig, sappig, zacht-zoet, zwak zurig, zwak aromatisch, afhankelijk van standplaats en weersomstandigheden zeer smakelijk tot smakeloos of raapachtig. Blijft in het noorden van ons land soms knollerig/raapachtig van smaak. |
klokhuis: |
in het midden van de vrucht zeer klein, hokken allen klein en vrij goed ontwikkeld, zeer spaarzaam met zaden bezet, welke meestal niet zijn ontwikkeld. |
Gevoelig voor:
Gering voor schurft, verhoogde kans op bezoek van de Perenknopkever. |
Oogst:
Uitsluitend kort voor boomrijpheid, aangezien daarna niet meer windvast en hoge vruchtuitval na boomrijptijd, oogsttijd per jaar verschillend, vruchten hangen enkel, zijn goed plukbaar, plukprestatie zeer hoog,.druk- en transportgevoelig. |
|
Bewaren:
Bij natuurlijke opslag meestal tot december, plaatselijk en in sommige jaren ook slecht tot november, voortreffelijk bij koelopslag bij een temperatuur van –1ºC tot 6 maanden wel regelmatig controleren op vruchtbruin. |
Gebruik:
Grote tafelpeer voor vers gebruik, ook voor compote en conserven. |
Boom:
Boom groeit matig en maakt veel slap hangend hout, later zwak. Gesteltakken schuinopwaarts, ook verticaal, deels slingerend, later hangend, goed vertakt. Vruchthout op vruchttwijgen, sporen en gebotte sporen. Vorm van de kruin hoogpiramidaal, na de snoei jaarlijks controleren, later vruchthout verjongen, vruchttwijgen niet kort snoeien, geschikt voor haagvormen. |
Bloei:
Vroeg, vorstgevoelig, bloesems aan vruchttwijgen, kortloten, bepaalde neiging tot zelffertiliteit. Parthenocarp. Stuifmeel slecht, triploïde. |
Groei:
N.B. de geplaatste grafiek
heeft betrekking op Bongerd Groote Veen,
groei van bomen is sterk afhankelijk van plaatselijke omstandigheden! |
Boomvorm:
Hoogpiramidaal. |
Onderstam:
Op zaailing voor alle stamlengten. Groeit op Kwee slechts matig. |
Bevruchters:
- Triploïde.
- Hardy.
- Bonne louise.
- Charneu.
- Clapp`s.
- Conference.
- Doyonné.
- Trévoux.
- Beurré Clairgeau.
- Soldat Laboureur.
|
|
Weerstandsvermogen:
Hout matig vorst bestendig, bloesem minder, weerstand tegen schurft goed, vatbaar voor perenvuur, voor virussen. |
Standplaats:
Wijd aanplantgebied tot in middelhoge streken, met voorkeur voor vrij warme, voedzame, lichte tot zware grond met voldoende vocht, niet geschikt voor koude of natte gronden. |
Teeltwaarde:
Op goede standplaatsen een goede winterpeer voor massaproductie geschikt, voor natuurlijke opslag en koelopslag, zeer geschikt voor het openten op minderwaardige soorten. |
Gelijkenissen:
- Lucius.
- Doyenné de Mérode.
|
Diversen:
Smakelijke handpeer voor oktober/november. De vruchten zijn wat rins en stevig.
Komt voor op de rassenlijst voor peren in Drenthe. |
Brongegevens:
- Perensoorten, Herbert Petzold, blz. 80.
- Zesde beschrijvende rassenlijst voor fruit (1948), blz. 51.
- Appel-perenboek, blz. 55.
- Onze appels en peren, door H. de Greeff (1905).
- Het leerboek der fruitteelt, blz. 561.
|
|
03.09.2009
|
|