Boomsoort: |
Appelboom. |
Originele naam:
Lunterse Pippeling |
Synoniemen:
|
Herkomst:
De Lunterse Pippeling is een product van de “Luntersche Tuinbouw Vereeniging”
die van 1837-1963 heeft bestaan. De appel was tijdens de tentoonstelling, die
van 18 tot 20 oktober 1899 is gehouden, voor het eerst te zien. Ze deed het daar
goed. Van de 175 inzendingen werden er slechts 25 bekroond en volgens de jury
waren er niet meer dan 4 prijswinnaars van dusdanige kwaliteit, dat ze voor handelsgebruik
aan te bevelen waren. |
Vrucht: |
 |
plukrijp: |
eind oktober. |
consumptierijp: |
half november tot maart. |
afmetingen: |
klein, bij dunnen middelmatig groot, geregeld gevormd, sterk afgeplat. |
kelkholte: |
breed. |
kelk: |
groot en open. |
steelholte: |
|
steel: |
dun, vrij lang, matig diep
ingezonken. |
schil: |
ziet er vrij onaantrekkelijk
uit. Het uiterlijk wordt gekenmerkt door een groene, ruwe en roestige schil. |
grondkleur: |
groen met veel roest. |
dekkleur: |
goudgeel gebronsd. Bruin door de roest. Aan de zonzijde soms een roodstreepje. |
vruchtvlees: |
groenachtig-wit, bros, saprijk, friszuur en vast.
Is tamelijk hard. |
klokhuis: |
|
Gevoelig
voor:
Geringe vatbaarheid voor schurft en vruchtboomkanker. |
Oogst:
Draagt vroeg, tamelijk regelmatig en zeer goed. De boom moet gedund worden, met als doel: beter ontwikkelde vruchten, voorkomen van takbreuk en beurtjaren. |
Bewaren:
Tot april, de vrucht moet niet te droog bewaard worden anders worden ze snel rimpelig.
In koelopslag te bewaren tot eind mei, smaak kwaliteit loopt wel terug. |
Gebruik:
Goede hand- en moesappel tot april. |
Boom:
Groeit tamelijk sterk en steil met opgaand hout. Vormt door de zeer grote vruchtbaarheid
slechts een middel matige boom. Regelmatig snoeien vooral bij de oudere bomen,
om de productiviteit te bevorderen. De onderstaande foto van de boom is de oorspronkelijke
moederboom. |
 |
Bloei:
Bloeit vroeg tot middentijds, stuifmeel goed. |
Opbrengst:
Vruchten dragen doet de boom vroeg en goed. |
Gelijke
bloeiers: |
Bevruchters:
- James Grieve.
- Jonathan.
- Zelfbestuiver.
Er kan met vele rassen wederzijdse bestuiving optreden. |
Boomvorm:
Geschikt voor hoog- en laagstam, leiboom en struik. Vormt een mooie bolvormige
kroon. |
Groei:
N.B. de geplaatste grafiek heeft betrekking op Bongerd Groote Veen,
groei van bomen is sterk afhankelijk van plaatselijke omstandigheden! |
Onderstam:
De M9 is te zwak voor dit vruchtbare ras. Kan gekweekt worden op sterke en zeer
sterke zaailing onderstammen. |
Weerstandsvermogen:
Gezonde boom zelfs bij verwaarlozing. Ook de vruchten zijn doorgaans altijd gezond. |
Standplaats:
Voldoet op alle gronden, ook op minder goede nog opmerkelijk goed, bijvoorbeeld
in de Gelderse Vallei en op zandgronden in Groningen en Friesland. |
Teeltwaarde:
Verdient wegens goede houdbaarheid van de vrucht aanbeveling. |
Gelijkende vruchten:
- Groene Pippeling. Ook een zaailing van de Luntersche Tuinbouw Vereniging.
|
 |
Snoeien:
Snoeien moet gericht zijn om beurtjaren te voorkomen. |
Oorzaak
van verdwijnen:
De Lunterse Pippeling is wat betreft uiterlijk en eigenschappen niet een bijzondere
opvallend ras, met uitzondering van het feit dat de Lunterse Pippeling evenals
het ras Benoni vrij gemakkelijk te stekken is. Lunterse Pippeling kwam nauwelijks
voor in de grote fruitcentra als de Betuwe en Zeeland, maar meer daarbuiten in
Noord-Brabant, Groningen, Friesland en in de Gelderse Vallei, vooral in de buurt
van Lunteren.
Tegenover de grote vruchtbaarheid en de goede houdbaarheid staan het slechte uiterlijk
(klein van stuk en lelijke schil) en de matige kwaliteit van de Lunterse Pippeling.
Twee eigenschappen die het ras in 1954 onder de rubriek “Afgevoerd” in de rassenlijst
hebben doen belanden. |
Plantadvies:
In het algemeen aan te raden, uiteraard rekening houden met de specifieke eisen
betreffende standplaats, grondsoort en verzorging. |
Diversen:
Matige vitamine C gehalte en veel droge stof gehalte. Komt voor op de rassenlijst
voor appels in Drenthe. |
Brongegevens:
- 6e Rassenlijst 1948.
- Nederlandse Fruitsoorten (1942).
- Verdwenen appel - en perenrassen, blz. 34.
- De zaailingappel (1904).
- Landleven 4e jaargang no.6, blz.42.
- Oude Fruitrassen in Noord-Nederland. J. Veel & J. Woltema.
|
 |
05.09.2009
|