De oranjerode vlekken (Spermogonien) boven op de bladeren van de peer worden veroorzaakt door de roestzwam Gymnosporangium sabinae, die tijdens zijn levenscyclus zowel de peer als de jeneverbesboom als gastheer heeft.
Aan de onderkant van het blad vormen zich "pokdalige" verdikkingen. (Aecidium) Deze sporen die als een aanhangseltje aan de verdikking zit worden Pseudoperidien genoemd. Deze Pseudoperidien zorgen voor vermeerdering en worden verspreid door de wind en insecten over een afstand van ongeveer een kilometer.
Wanneer deze sporen op de jeneverbesboom komen begint ze te kiemen en de roestzwam dringt met haar worteltjes door in het hout en leeft daar als een parasiet en de jeneverbes zal hieraan op den duur dan ook aan bezwijken. In het volgende jaar, of het jaar daarop, zal er een verdikking aan de tak van de jeneverbesboom ontstaan en sporen afgeven die dan weer op de perenboom terechtkomt en zo is de levenscyclus weer rond.
De verdikkingen vergroten enigszins in het late voorjaar bij vochtig regenachtig weer. Hoe dichter beide bomen bij elkaar staan des te heviger is de aandoening van perenroest. Op zich veroorzaakt perenroest weinig schade, maar als elk jaar de hoeveelheid aangetaste bladeren groter wordt kan daardoor de assimilatie in gevaar komen. Bij sterke besmetting is er een kans dat de boom aangetast wordt door een geelachtige woekering en zelfs de vruchten kunnen rode wratachtige plekken oplopen door de overdadige besmetting.
Zoals alle roestzwammen bezit ook de Gymnosporangium diverse sporentypen die in volgorde zich als volgt openbaren.
- Teleutosporen die op de zieke jeneverbes voorkomen en daar Basidiosporen vormen.
- Basidiosporen zoals ze op het perenblad aankomen, pokdalige verdikkingen maken waar Aecidiosporen uit komen.
- Aecidiosporen die vanaf de perenboom naar de jeneverbes gaat en zich daar weer tot Teleutosporen omvormen.
|