Het pruimenmotje is de veroorzaker van de wormstekigheid van de pruimen. De kleine motten hebben twee generaties per jaar.
Levenswijze
De pruimenmot overwintert als rups in de grond. De verpopping vindt plaats in het voorjaar. Ongeveer vanaf half mei verschijnen de motten, die alleen in de avonduren en in het begin van de nacht vliegen. De motten zijn weinig opvallend van kleur. De voorvleugels zijn bijna geheel donker grauwbruin met een smalle witte streep langs de zijkanten.
Op windstille tamelijk warme avonden, als de temperatuur ten minste 14 à 15 ºC. bedraagt, worden de eieren afgezet op de nog pas half volgroeide vruchtjes. De eieren zijn plat, zilverachtig glanzend. Zij worden afzonderlijk afgezet, meestal aan het naar beneden gekeerde einde van de kleine pruimen. Vanaf begin juni zijn de eitjes tamelijk gemakkelijk waar te nemen. De eiafzetting, sterk afhankelijk van de weersomstandigheden, kan gedurende een vrij lange periode doorgaan. Bij koud weer wordt de eiafzetting zelfs geheel gestaakt.
Eén wijfje kan ongeveer een 60 tal eieren leggen. Hieruit kunnen na een week (bij lage temperatuur duurt dat langer) de roodachtig gekleurde rupsen komen. Ze kruipen meestal eerst buiten op de vruchtjes rond en boren zich daarna naar binnen, meestal op enige afstand van de plaats, waar het eitje was gelegd. Vervolgens wordt het vruchtvlees rond de steen weggevreten. |