 |
De Perenpokmijt is wit tot lichtrood van kleur en zeer klein (0,2mm). Zonder
een vergrootglas die 14 tot 20 keer vergroot is de mijt niet waar te nemen. We
zullen dus via het blad en in mindere mate vrucht de ziekte moeten kunnen identificeren.
De mijt overwintert tussen de botschubben van het blad en bloesemknoppen. Zodra
de temperatuur de 11ÂșC. bereikt worden de mijten actief. Ze gaan zich voeden met
de prille groene delen en de wijfjes beginnen eieren te leggen. Dit tijdstip komt
doorgaans overeen wanneer de zwellende knoppen over gaan naar schuivende knoppen,
afhankelijk van de weersomstandigheden zal dit begin maart geschieden.
In het begin begeven de mijten zich aan de oppervlakte van de bladeren en jonge
vruchten, waar ze de sappen uit blad en vrucht zuigen. Later bevinden ze zich
uitsluitend inwendig in het blad, ze komen binnen op de plaats waar de bladsteel
aan het blad zit. De Perenpokmijt zuigt de plantensappen uit het blad, daardoor
worden de bladcellen geprikkeld voor extra sapproductie, hierdoor wordt het bladweefsel
vergroot en gaan opzwellen. Op de aangetaste bladeren ontstaan dan zichtbare groenachtige
bobbeltjes langs de hoofdnerf (Perenpokken) die later geel, dan rood en uiteindelijk
bruinzwart worden. Wanneer het blad te weinig voedsel meer bevat of door overbevolking
dan kruipen de mijten aan de onderzijde van het blad naar buiten en gaan op zoek
naar nieuwe frisse blaadjes aan de jonge scheuten. Eind juni begin juli vindt
deze verhuizing plaats.
Ook op bloemstelen en jonge vruchtjes kan Perenpok voorkomen. Aangetaste bloemen-
en misvormde vruchtjes ontwikkelen zich niet normaal en vallen praktisch allemaal
af. Verwar dit niet met de natuurlijke junirui. De schade bestaat dus hierin,
dat de mijten een groot verlies aan bloesem en jonge vruchtjes kunnen veroorzaken
en bovendien vooral ook, dat ze de assimilatie van de bladeren verminderen. De
verminderde werking van de bladeren (assimilatie) gaat ten koste van de oogst
van het lopende en de bloesemknoppen van het volgende jaar. Rondom het vallen
van de bladeren zullen de mijten de bladgallen verlaten en weer na de nieuwe knoppen
gaan om daar weer onder de schubben een winterschuilplaats vinden. Galmijten op
pruimen (Eriophyes phloeocoptes). Wanneer deze galmijt de pruimen aantast, blijven
de bladeren klein, wordt de groei geremd en gaat de vruchtbaarheid hard achteruit. |