|
Herkenning:
De Appelglasvlinder kan ernstige schade veroorzaken door het boren van gangen in het hout, meestal op de stam of de onderstam. Aantasting door Appelglasvlinder gaat vaak samen met kankeraantasting, omdat de Appelglasvlinder graag zijn eieren afzet op beschadigd bastweefsel, zoals snoeiwonden, kankerwonden en wortelvelden.
De volwassen Appelglasvlinder is zwart van kleur, met doorzichtige vleugels met zwarte randen. Op het achterlijf zit een oranjerode ring en bij het mannetje is de onderkant van die ring wit. De glasvlinder is ongeveer 12 mm lang. Het mannetje is kleiner en slanker dan het vrouwtje. Jonge larven zijn crèmekleurige, tweejarige larven zijn rozebruin van kleur. De larven zijn ongeveer 15 tot 17 mm lang en hebben een lichtbruine kop en halsschild.
Levenswijze:
De Appelglasvlinder vliegt van eind mei tot tweede helft augustus. Ze behoren tot de familie van de nachtvlinder, echter ze vliegen overdag (dagactief)
De vlinder bezoekt graag de appelbloesem en andere bloemen of is bij mooi weer rustend op blad of tak aan te treffen.
In rust/zonhouding heeft hij de vleugels in V-vorm opgericht en het achterlijf omhoog. Het vrouwtje zit met omhoog geheven achterlijf mannetjes te lokken. Al zeer snel komen er meerdere mannetjes op af.
De eieren, vuilgeel van kleur en ovaal van vorm, worden in de ruwe gedeelten van de schors gelegd van vooral appel maar ook kers, peer en meidoorn.
De rups huist in de stam en kan massaal optreden bij een entplek of een wond.
Bij moderne tuinbouw worden de fruitbomen veelvuldig beschadigd wat gunstig is voor de Appelglasvlinder.
De rups overwintert één of twee keer.
Hij leeft tussen bast en hout in het nutriënten vervoerende cambium gedeelte.
De gangen zijn ongeveer 10 cm lang.
Aan het eind daarvan bevindt zich uiteindelijk de cocon met de pop.
Daarin overwinteren ze, worden na een of meer vervellingen uiteindelijk rozebruin van kleur en blijven ook het gehele tweede jaar in het hout zitten. Ze boren daarin vlak onder de bast oppervlakkige gangen, waarbij het kleffe boormeel uit de boorgaten naar buiten stulpt. Het boormeel is meestal vochtig en ruikt onaangenaam zuur. Na een nieuwe overwintering vindt in het derde jaar vanaf april tot juli de verpopping plaats, waarna van eind mei tot medio half augustus de volwassen glasvlinders weer tevoorschijn komen.
Maatregelen:
Het bestrijden van de Appelglasvlinder is niet eenvoudig omdat de vlinder een groot deel van zijn cyclus verscholen zit. Voor het bepalen van het vluchtverloop en de aanwezigheid van glasvlinders wordt in de beroepsteelt feromoonvallen gebruikt. Daarmee kan het begin van de vlucht worden vastgesteld. Maatregelen ter bestrijding kunnen zijn:
• Het uitsnijden van aangetaste plekken en insmeren met een wondafdekkingsmiddel.
• De ruwe plekken op de stam zoals beschadigingen, wortelvelden en kankerplakken afdekken met kaasdoek.
• Een zorgvuldige kankerbestrijding is eveneens belangrijk om aantasting te voorkomen.
• Chemisch is een bestrijding, van de vlinder, met een pyrethroïde is mogelijk, al heeft dat grote nadelige effecten op populaties natuurlijke vijanden en is de werking van één bespuiting onvoldoende.
• Er zijn goede ervaringen met het wegvangen van de vlinders met behulp van sapvallen. Voor 20 bomen is één sapval nodig.die op 1½ tot 2 meter hoog in de boom wordt opgehangen.
Samenstelling sap:
1 deel melassesuiker, 5 delen water of druivensap met 2 à 3 gram bakkersgist.
|