
|
Appelbloesemkever
(Anthonomus pomorum) |
|
Levenswijze:
De appelbloesemkever is een kleine, grijsbruine kever met een lange, naar beneden
gebogen snuit. De kever is gemakkelijk te herkennen aan een lichte V-vormige streep
op het achterste gedeelte van de dekschilden. Ze overwintert als volwassen dier
onder los zittende schorsdelen van fruit- en andere bomen, onder rieten daken
enz.
Op appelbomen wordt slechts een betrekkelijk klein percentage van de kevers
gevonden. De kevers verplaatsen zich voortdurend, vooral bij een iets hogere temperatuur.
Daardoor kan men reeds vroeg kevers aantreffen. Dit wijst echter nog niet op activiteiten
van de kevers. In het voorjaar, midden maart, zodra de knoppen van de vroegste
appelrassen beginnen te werken, begeven de kevers zich bij zonnig weer naar de
gemengde knoppen. Naarmate de knoppen zich meer ontwikkelen, treft men meer kevers
op de appelbomen aan.
Spoedig na het verschijnen begint de zogenaamde rijpingsvreterij, waarbij met
de snuit de sappen uit de knoppen wordt gezogen. Vervolgens vindt de paring plaats,
afhankelijk van de weersomstandigheden. Vanaf het moment, waarop de groene delen
van de gemengde knoppen zichtbaar worden, worden de eerste eieren afgezet, meestal
dwars door de schutblaadjes heen. Het eieren leggen gaat door, totdat de bloemknoppen
reeds duidelijk zichtbaar zijn. Ongeveer tot het begin van het roseknopstadium.
Bij sommige rassen, onder ander de Bellefleuren, wordt reeds vroeger, namelijk
in het vroege schuivingsstadium in plaats van in het muizenoorstadium met het
afzetten van eieren begonnen. Dit is speciaal bij de laatbloeiende rassen het
geval. Hiermee dient rekening te worden gehouden met het bestrijden van de kevers.
Deze rassen moeten dus in een vroeger knopstadium worden bespoten dan de overige
rassen. Het tijdstip, waarop de eieren worden afgezet, hangt af van het appelras
en de weersomstandigheden die immers de ontwikkeling van de knoppen bepalen. De
appelbloesemkevers kunnen hun eieren gedeeltelijk op een bepaald appelras afzetten
en voor een andere gedeelte op een ander ras. |
|
|
|
Tevens
verschijnen er steeds nieuwe kevers in die periode. Door een wijfje worden ongeveer
40 eieren gelegd, als regel één per bloemknop. Na ongeveer 8 dagen verschijnt
een kleine witgele larve uit het ei. Deze larve leeft van de inhoud van de knop,
waardoor de bloem niet open gaat. De kroonblaadjes worden bruin en verdrogen.
Ze blijven samengevouwen en vormen de zo genaamde "kappertjes". Gaat een dergelijk
aangetaste knop toch open, dan sterft meestal de larve.
In het algemeen vallen aangetaste bloemen eerst af, nadat de jonge kevers deze
verlaten hebben in de eerste helft van juni. Na 3 à 4 weken verpopt de larve zich
in het bruine kappertje. Een week daarna verschijnt uit de pop de kever, die zich
naar buiten boort en zich voedt met het bladmoes. Alleen de onderkant van de bladeren
worden opgevreten en er blijft een skeletachtig blad over. Ongeveer een maand
na hun uitkomen, dus al in juni / juli, zoeken de kevers de schuilplaatsen op
voor de winterrust. Gedurende de zomer en herfst verplaatsen ze zich voortdurend. |
|
Bestrijding:
De schade, die door de appelbloesemkever kan worden aangericht, is in sommige
jaren groot, speciaal in jaren met slechte bloei. De kevers kunnen vooral in oude
fruitcentra, waar veel aaneengesloten boomgaarden voorkomen, sterk optreden. Eveneens
in bosrijke streken. Vroeger werd dit insect nuttig geacht, omdat het bij rijke
bloesemdracht voor een natuurlijke vruchtdunning zorgde. Ook nu is dat nog steeds het geval. Het vaststellen van de concentratie
kevers gebeurd door middel van een klopmonster. Wanneer er meer dan 20 kevers
per 100 kloppen aanwezig zijn dan is een chemische
bestrijding nodig. De controle wordt uitgevoerd wanneer de knoppen zich tussen
schuiven en muizenoorstadium bevinden. Als echter meer dan 5% van alle bloemen
een kappertje is dan is het aan te bevelen om het volgende jaar te gaan spuiten.
Dit jaar heeft geen zin omdat het leed al is geschied. Met warm weer spuiten als
de knoppen net beginnen uit te lopen en de eerste blaadjes als muizenoren naar
buiten steken. De middelen zijn schadelijk voor nuttige insecten, dus alleen
spuiten als het echt noodzakelijk is.
Bij de kleine en of jongere bomen is plukken van deze kappertjes ook een goede
oplossing. De kans is dan groot dat er volgend jaar niet gespoten hoeft te worden.
Door vanaf juni golfkartonnen vangbanden of jutezakken rond de stam en gesteltakken
aan te bieden als schuilplaats, en deze in het najaar te verbranden kunnen ernstige
aantastingen worden voorkomen of in de hand gehouden worden.
Bij bestaande aantastingen kan het verwijderen van oude en dode schorsdelen
van de stam en dikke gesteltakken een volgende aantasting grotendeels voorkomen.
Op deze manier worden bovendien de larven van de fruitmot, schorsboorder en eieren
van de heggebladroller en bloedvlekkenluis verwijderd. |
 |
|
Vatbare rassen:
appel:
peer:
- Beurré Alexandre Lucas.
- Comtesse de Paris.
- Conference.
- Clapp`s Favourite.
|
 |
Brongegevens:
- Het appel en perenboek, blz. 108.
- Hoogstamvruchtbomen.
- Het leerboek der fruitteelt (1948), blz. 540.
- Insecten en mijten fruitgewassen.
- Kernobst.
- Ziektenbestrijding in de fruitteelt, NFO. (1953)
|
23.05.2011
|
|