Boomsoort: |
Perenboom. |
Originele naam:
Beurré Diel
|
Synoniemen:
- Melon de Knoop.
- Diels Butterbirne.
- Drijtoren.
- Dorothée.
- Guillaume de Nassau.
- Beurré Royal.
- Céleste.
- Meloenpeer.
Een kleine selectie uit de ruim 40 synoniemen. |
Herkomst:
België. Gevonden door de hovenier de heer Meuris, in dienst als hoofdhovenier bij Van Mons. In 1811 op de pachtboerderij Dry Toren (Trois Tours) in Perck bij Vilvoorde, tussen Brussel en Mechelen, ontdekt. Door Van Mons in 1819 “Beurré Diel” genoemd, naar en ten ere van de bekende pomoloog Diel. In de volksmond noemde men de peer “de Dry Toren”. In 1821 kwam de peer naar Frankrijk en Duitsland en is daar op grote schaal verspreid. Op de Duitse pomologenvergadering in 1874 te Trier werd ze aan bevolen voor algemene aanplant, en op de achtste vergadering in Potzdam (1877) aanbevolen als horizontale leipeer (horizontal-cordons). |
Vrucht: |
|
plukrijp: |
midden oktober |
consumptierijp: |
midden oktober tot eind december. |
afmetingen: |
van middel- tot zeer groot. 60 - 95 mm. breed, 75 - 115 mm. hoog, gewicht 120 - 300 gram. Vorm is zeer variabel, breed peervormig, massief, gedrongen, midden- of kelkbuikig,naar de steel toe slanker, iets ingesnoerd, stompkegelvormig,afgeplat. Vruchtzijden oneffen en niet altijd symmetrisch. Vorm is zeer afhankelijk van de standplaats. |
kelkholte: |
vlak tot middelwijd, geribd, ook met vleeskralen, met roest. |
kelk: |
middel groot, halfopen, blaadjes roodachtig geel, opstaand, gedraaid, toppen omgeslagen, aan de basis gescheiden. |
steelholte: |
vrij diep, nauw, ook wel éénzijdig gezwollen, met roest. |
steel: |
20 - 40 mm. lang, 3-4 mm. dik, houtachtig, bruin, iets gebogen, aan het einde typerend verdikt. Meestal iets scheef ingeplant met aan één kant een vleesknobbeltje. |
schil: |
droog,griesmeelachtig, generfd tot ruw, op warme standplaatsen bijna glad, dik, stevig, vast, schillen voor consumptie. |
grondkleur: |
evenals de vorm zeer verschillend. Soms, aan vrijstaande bomen, grijsgrauw met een donkergroene ondergrond, vaak bedekt met kleine zwarte vlekjes. Vruchten die bij de schutting of muur zijn opgegroeid zijn vaak mooi blank, lichtgroen gekleurd met een enkele bruinroestig vlekje. Tegen het rijpen wordt de vrucht mooi bruin of goudgeel. |
dekkleur: |
indien aanwezig flauw roodachtig, flets, op zuidelijke standplaatsen lichtrood gevlekt,vaal. Stippels op de schil zijn groot, bruin, talrijk, vlekkerig roest, netvormig maar ook uitgestrekt. |
vruchtvlees: |
geelachtig wit, variërend half tot smeltend, fijn- tot grofkorrelige griesmeelachtige structuur, sappig, zacht-zoet, zwak wijnzurig tot wrang, met soort typerende aromatisch. Afhankelijk van standplaats en weersomstandigheden zeer smakelijk tot smakeloos of raapachtig. Blijft in het noorden van ons land (NL.) soms knollerig / raapachtig van smaak. |
klokhuis: |
tamelijk groot, in het midden geplaatst, de hokken zijn niet allemaal goed ontwikkeld, matig en onregelmatig met zaden bezet. |
Gevoelig voor:
Schurft, steencellenvorming, barsten, kleine vruchten, op droge grond. |
Oogst:
Oogsten uitsluitend kort voor boomrijpheid, aangezien daarna niet meer windvast en hoge vruchtuitval na boomrijptijd. Het is van belang dat het juiste oogsttijdstip wordt bepaald om een goede smaak te verkrijgen (anders raapachtige smaak). Grote vruchten zijn moeilijk te plukken; bij boomrijpheid goed te vervoeren, bij consumptie rijpheid druk gevoelig. |
|
Bewaren:
Bij natuurlijke opslag afhankelijk van herkomst vanaf eind oktober tot eind december, verwelken niet. Koelopslag geen gegevens. |
Gebruik:
Siervrucht en tafelpeer voor vers gebruik, keuken gebruik en voor compote en conserven. |
Boom:
Groeit sterk, wijd. Gesteltakken opwaarts of neiging tot draaien, voldoende vertakt, snel hangend. Vruchttwijgen middel lang, later ook vruchttwijgen op korthout. Vroeg tot middelvroege opbrengst, vroeg op Kwee A en zaailing. Opbrengst is middelmatig tot hoog en regelmatig. |
Bloei:
Langdurige bloei, weers- en vorstgevoelig: bloei aan lange stekeltwijgen en vruchttwijgen. |
|
Groei:
N.B. de geplaatste grafiek heeft betrekking op Bongerd Groote Veen,
groei van bomen is sterk afhankelijk van plaatselijke omstandigheden! |
Boomvorm:
Vorm van de kruin is smal- tot breedpiramidaal, hoogstam, halfstam, haagvorm en leiboom. |
Onderstam:
Alleen voor laagstam op zaailing of direct op Kwee A. |
Bevruchters:
- zelfbestuivend.
- Bergamotte Esperen.
- Beurré d'Anjou.
- Beurré Dilly .
- Beurré Grumkow.
- Beurré Hardy .
- Beurré Lebrun.
- Beurré Six.
- Bonne Louise d'Avranches.
- Fondante de Charneu.
- Colorée de Juillet.
- Conference.
- Dubbele Winterjan.
- Eva Baltet.
- Forellenpeer.
- Giesser Wildeman.
- Jeanne d'Arc.
- Joséphine de Malines.
- Juttepeer.
|
|
Weerstandsvermogen:
Hout en bloei matig tegen vorst bestendig, gevoelig voor schurft en witvlekkenziekte. |
Standplaats:
Alleen op warme, beschutte plaatsen, geschikt in wijnberggebieden, op warme voedzame grond die voortdurend wordt bemest en voldoende vochtig is, het liefst op kleiachtige grond. In geen geval geschikt voor koelere streken en natte koude gronden. Draagt en groeit niet best op zandgronden en heeft daar vaak last van schurft. Ook zijn de vruchten slecht ontwikkeld en slecht van smaak. |
Teeltwaarde:
Vroeger wijd verspeid, nog wel in de handel verkrijgbaar doch gedeeltelijk verdrongen door de Brr. Alexander Lucas. In zuidelijke landen zoals in Hongarije, Bulgarije en bepaalde streken van Frankrijk nog in teelt en op deze plaatsen worden goede kwaliteitsvruchten gekweekt. In het algemeen niet voor eigen gebruik of kleine kwekers, wel voor de amateur als leifruit tegen de oost- west- en zuidmuur geschikt. |
Gelijkenissen:
- Docter Lucius.
- Doyenné de Mérode.
- Dubbele Flip.
- Beurré Alexander Lucas.
- Duchesse d' Angoulême.
- Jeanne d'Arc.
|
Diversen:
Smakelijke handpeer voor oktober/november, mits op goede gronden gekweekt. |
Snoeien:
Groeit sterk en wijduit. Sterke vormsnoei, regelmatige controlesnoei en tijdige verjongingssnoei toepassen. |
Brongegevens:
- Perensoorten, Herbert Petzold, blz. 86
- Farbatlas Alte Obstsorten
- Guide Pratique de l’amateur de fruits. (1895)
- Onze appels en peren, door H. de Greeff. (1905)
|
|
09.03.2010
|