Boomsoort: |
Appelboom. |
Originele naam:
Witte Winter Lombarts Calville |
Synoniemen:
|
Herkomst:
Nederland. Gewonnen door Pierre Lombarts te Zundert in 1906 en in 1911 door de fa. Lombarts in de handel gebracht. Waarschijnlijk een zaailing of een selectie van de Witte Wintercalville. |
Vrucht:
|
|
|
plukrijp: |
eind september voor bewaring, later geplukte vruchten worden snel zacht en het vruchtvlees begint bruin te kleuren. Directe consumptie half oktober wanneer de vrucht geel gekleurd is. |
consumptierijp: |
november tot medio maart, wanneer de vruchten tijdig geplukt zijn.. |
afmetingen: |
middelmatig groot, meer breed dan hoog, regelmatig van vorm. |
kelkholte: |
matig diep en licht geribd |
kelk: |
vrij groot, half open, lange kelkslippen. |
steelholte: |
diepe steelholte. |
steel: |
dun en vrij lang. |
schil: |
glad en vettig. |
grondkleur: |
groen met lichte roestaders. |
dekkleur: |
fraai helder gele kleur. |
vruchtvlees: |
smaak is uitstekend, zacht, sappig, knappend, zacht rinsig met een goed aroma, vruchtvlees is roomwit van kleur. |
klokhuis: |
normale grootte, goed met zaden bezet. |
Gevoelig voor:
kans op schurft is tamelijk groot, vooral late schurft. Vatbaar voor kanker met name op de slechtere gronden. Monilia aantasting gering. Kans op vorstscheuren in de bast bij strenge vorst. Zeer vatbaar voor meeldauw. Neiging tot late val, vooral in jaren met geringe vruchtdracht i.v.m. grotere vruchten (gewicht). |
Oogst:
Draagt vroeg, regelmatig en zeer goed. Hierdoor snel de neiging tot beurtjaren, wat voorkomen kan worden door tijdig en voldoende te dunnen. |
Bewaren:
tot in maart, geeft weinig uitval. Bewaarappels wel half september oogsten. Bij lang bewaarde, te rijp geplukte vruchten kunnen in sommige jaren bruine plekjes voorkomen op die plaatsen waar de vruchten tegen elkaar hebben gelegen tijdens de opslag. De zg. "ligplekjes". Bij te lange bewaring vatbaar voor schilbruin en zacht. De schil is vettig en houdt het stof vast, dus stofvrij bewaren. De vrucht is in de koelcel tot eind maart te bewaren, maar eerst op kleur laten komen in natuurlijke opslag. |
Gebruik:
zeer goede handappel. Vanwege de zeer goede consistentie van het vruchtvlees goed geschikt voor alle soorten van verwerking. |
|
Boom:
eerst een langzame start in de jeugdfase met zwakke groei, later groeit de boom tamelijk sterk en vormt een opvallend regelmatige, flinke boom. Plantmateriaal van nature ongeveerd of te laag gespoord. |
Bloei:
Bloeit vanaf middentijds tot tamelijk laat. |
|
Opbrengst:
regelmatige en hoge opbrengsten, mits de boom voldoende en tijdig wordt gedund. |
Bestuiving:
- Resultaat van zelfbestuiving 2.8% (Rietsema 1934).
- matige zelfbestuiving, kruisbestuiving is gewenst.
- levert goed stuifmeel.
- Vermoedelijk diploïd.
Bevruchters:
- Benoni.
- Cox Orange Pippin.
- Gloster.
- Golden Dilicious.
- James Grieve.
- Jonathan.
- Laxton Superb.
- Melrose.
- Summerred.
- Tydeman`s Early.
- Winston.
- Zoete Oranje.
|
Boomvorm:
geschikt voor hoogstam, lei- en struikvorm. Vormt een breed opgaande, dicht bebladerde kroon met voldoende vruchthout. |
Onderstam:
als blijver op sterke en zeer sterke onderstammen, als wijker op matig groeiende en tamelijk sterke onderstammen. M9 is voor dit ras vaak te zwak. Aanbeveling M26, MM106, en M4. |
Weerstandsvermogen:
gezonde boom. Op de boom komen op vruchtboomkanker lijkende beschadigingen voor, die het gevolg zijn van een aantasting door de appelglasvlinder. |
Standplaats:
voedzame, vochthoudende grondsoorten, windbeschut en 's winters ook enigszins tegen strenge vorst beschut. |
Teeltwaarde:
De vrucht is van goede kwaliteit, goed bewaarbaar en goed van uiterlijk, zal vermoedelijk een goede aanwinst blijken voor de intensieve bedrijven, (tekst 1942). Nu uit de teelt verdwenen vanwege veranderde consumentensmaak. |
Gelijkende vruchten:
|
Snoeien:
normale onderhoudssnoei. |
Oorzaak van verdwijnen:
Ondanks zijn flitsende start in de vijftiger jaren van de vorige eeuw is het ras niet meer aantrekkelijk voor de handel. De veranderde smaak van de consument, men ervaart het vruchtvlees als te zacht, is hier debet aan. Ook waarschijnlijk vanwege de niet populaire gele kleur van de vettige vruchten is de waardering van handel en consument voor dit ras sterk afgenomen. |
Plantadvies:
De grote vruchtbaarheid en de goede gezondheid van de boom, evenals de kwaliteit en de duurzaamheid van de vrucht, maken dit ras aantrekkelijk om te planten voor de particulier.
Voor de beroepsteelt wordt het ras nog slechts van geringe betekenis geacht en daarom wordt aanplant in deze sector in het algemeen niet meer aanbevolen. |
Diversen:
Het ras werd veel geteelt in Zeeland, midden vorige eeuw.
Topjaar van aanvoer op de veiling in Geldermalsen waren de jaren 1982 / 1983 met een totaal gewicht van 2.695.000 kg. In dat jaar bestond de totale seizoenaanvoer uit 7% Lombarts Calville. Zes jaar later was dat nog slechts 3% met een totaal gewicht van 1.613.000 kg en zeven jaar later (1990) heeft de aanvoer wel een zeer gevoelige deuk opgelopen met slechts 1% van de totale aanvoer ofwel 704.000 kg. Over veranderde consumentensmaak gesproken in zeven jaar tijd.. |
Brongegevens:
- 6e, 10e en 18e rassenlijst voor fruit, 1948,1960,1992.
- Laboratorium voor tuinbouwplantenteelt, 1934.
- Nederlandsche Fruitsoorten, 1942.
- Zelf fruit kweken, Piet Dekker, 1951.
- Oude fruitrassen in Noord-Nederland, J.Veel & J.Woltema.
- Het appel en perenboek, Fred Lorsheijd.
- Aanvullende info Bongerd Groote Veen.
|
|
22.10.2009
|