bongerd groote veen
Bongerd Groote Veen
Oorworm als luizenbestrijder
De gewone oorworm Oorwormen, de meest bekende is de Forficula auricularia, zijn kleine schuwe diertjes die zich graag in donkere vochtige ruimtes verbergen. Overdag houden ze zich schuil en tegen de schemering en`s nachts worden ze actief. Deze slanke insecten hebben een tangvormig aanhangsel aan het achterlijf die dienst doet om kleine insecten beet te pakken, te paren en voor het ontvouwen van de achtervleugels.

Aan de vorm van het tangetje kan men het geslacht bepalen. Het is niet algemeen bekend dat oorwormen kunnen vliegen. De achtervleugels zijn als een klein pakketje opgeborgen onder de korte voorvleugels.
De achtervleugels komen als een waaier naar buiten. Oorwormen vliegen uitsluitend bij uiterste noodzaak. Midden oktober, na de paring, maken de oorwormen een nestje onder de grond om daar hun eieren te leggen. Er worden ongeveer tussen de 30 en 60 eieren gelegd. De grote vrouwtjes leggen meer dan de kleinere.

De achtervleugels komen als een waaier naar buiten achterlijf van het mannetjeachterlijf van het vrouwtje
het verzorgen van de eitjes, likken en draaien. luizen maaltijd
De eieren worden goed verzorgd onder ander door ze regelmatig te likken zodat schimmels de eieren niet kunnen aantasten. Maart of begin april worden de jongen geboren, om eind mei in hun tweede larvenstadium het nest te verlaten en beginnen zelfstandig over de grond te zwerven. Pas in hun derde larvenstadium, eerste helft juni, gaan ze de boom in om daar voedsel te zoeken. Het is sterk afhankelijk van het weer wanneer een en ander plaats vindt. Door weersinvloeden kan 4 tot 6 weken tijdsverschil optreden. Rondom juli begin augustus zijn de jongen volwassen geworden.
consumptie van een luis

Luisbestrijders.
De oorworm is een roofvijand van blad- en bloedluizen en van perenvlooien. Toch moet men zich hier niet te veel van voorstellen omdat oorwormen laat in het seizoen te voorschijn komen en zich niet snel kunnen vermeerderen. Ze leveren een bescheiden bijdrage aan de reductie van diverse luizenschades. Ze beperken wel de verspreiding van de appelbloedluis. Explosies van bijvoorbeeld de roze appelluis kunnen ze niet voorkomen omdat deze luis al twee maanden actief is voordat de oorwormen zodanig volwassen zijn en de boom intrekken. Toch is de oorworm een onderdeel van onze geïntegreerde en geleide gewasbescherming.
Oorwormen vreten veel verschillende soorten voedsel:
  • Bladluizen, ook in de gekrulde bladeren.
  • Larven en eieren.
  • Klevertjes en eieren van perenbladvlooien.
  • Appelbloedluizen ook op moeilijk bereikbare plaatsen.
  • Kleine rupsen en andere kleine insecten.
  • Sappen van fijn gekauwde plantendelen.
  • Eitjes van insecten.
  • Algen, mos, pollen, meeldauwschimmeldraden.
  • En bij overbevolking vreten ze elkaar op.
Uit maagonderzoeken is gebleken dat het hoofdmenu bestaat uit:
  • In de winter: algen en mossen.
  • Roze knopstadium: algen en luizen.
  • Tijdens de bloei: appelstuifmeel en beetje luizen.
  • In de zomer: luizen, en andere kleine insecten.

De jonge dieren eten relatief weinig. In het laatste larvenstadium en het jong volwassen stadium eten ze de meeste luizen, dus pas vanaf eind juli worden het echte luizenvreters.

de hoofdnerf is aangevreten door de oorworm, geeft echter geen vruchtschade.
Perenbladvlooien en oorwormen.
De afgescheiden honingdauw, die de volwassen perenbladvlooien produceren, gebruiken de jonge larven als een beschermende "jas". Het "plakkerig kledingstuk" geeft de larven bescherming tegen droogte en zonlicht.
Tevens biedt het een extra bescherming tegen chemische bestrijdingsmiddelen en is het een extra barrière voor de oorwormen om ze te consumeren. Door een bespuiting met veel water en een oppervlaktespanning verlagend middel, bijvoorbeeld Zipper, uit te voeren zal de honingdauw met het vloeistof wegspoelen. De larven zijn nu veel aantrekkelijker geworden voor de oorwormen en de droogte en zonlicht doet de rest.
Schade door oorwormen.
In hoeverre geven oorwormen schade in de boomgaard?
Ze worden vaak van de volgende daden beticht:
  • Gave vruchten aanvreten, dit leidt tot rot.
  • Vreterij aan jonge scheuten, dit geeft een bruin randje.
  • Uitwerpselen in de steelholten, dus vervuiling van de oogst.
Onderzoeken wijzen uit dat oorwormen geen vreterij veroorzaken aan gave vruchten. Beschadigde vruchten door fruitmot, vogelvraat, barstjes, schurft en bladrollers worden wel aangevreten. Zelfs toen oorwormen in een glazen pot met gave appels werden opgesloten, hebben ze hiervan niet gevreten.
Zowel in de boomgaard als in gevangenschap is waargenomen dat ze aan het blad kunnen vreten. Zowel van de randjes als de hoofdnerf werd van gevreten. Dit geeft echter geen schade aan het fruit. Ook is vastgesteld dat de oorwormen het fruit kunnen vervuilen. De vervuiling vindt plaats tussen de dicht bij elkaar hangende vruchten als in de steelholtes. Stenen potjes geven een goede huisvesting en de praktijk leert dat de oorwormen dit verkiezen boven huisvesting tussen de vruchten.
uitwerpselen in de steelholte

Huisvesting van oorwormen:

In de grond.
Mannetjes graven in de herfst (oktober/november) de oorwormnestjes in de grond. Elk nestje wordt door één paartje bewoond. Als het vrouwtje in april eieren gaat leggen, wordt het mannetje verwijderd. Het nestje is niet meer dan een gangetje, dat overal even wijd is. De ongeveer 50 eitjes liggen in een hoopje boven in de gang. Het nestje lijkt op een keldertje met gelijkmatige temperatuur en een constante hoge luchtvochtigheid. Dit is noodzakelijk om de eieren in conditie te houden. Het belang van vocht wordt nog duidelijker door de waarneming dat oorwurmmoeders hun broed verplaatsen naar een vochtiger gedeelte van het nest, zodra de bovenste grondlaag te droog wordt.

Boven de grond.
Oorwormen leven in kleine holtes tussen de schorsdelen, kankerplekken, vorstscheuren enz.. De oudere boom biedt voldoende mogelijkheden voor huisvesting. Wanneer men een jonge boomgaard heeft, met nog gladde gave stammen, is het aan te bevelen om kunstmatige huisvesting te creëren.
Door middel van onderstaande middelen is dit goed te realiseren:

  • Omgekeerde stenen bloempotjes gevuld met stro.
  • Zwart plastic plantenzakje gevuld met stro. Denk om de beluchtingsgaatjes en een condensgaatje onderin.
  • Een ribkartonnen rolletje.
  • Bundeltje riet eventueel opgeborgen in een lege melkverpakking.
i.v.m. juiste vochtigheidsgraad worden de eieren regelmatig verplaatst.  
Brongegevens:
  • Schadelijke en nuttige insecten en mijten in fruitgewassen.
  • De invloed van oorwormen op de luizenaantasting in appelbomen.
    Tonny Wijnen en Joke Bloksma van het Louis Bolk Instituut.
  • Fruitteelt 31, 1993.
  • Het appel en perenboek.
Gebruik stenen bloempotjes, deze warmen langzaam op en koelen langzaam af, nemen langzaam vocht op en geven langzaam vocht af. Een ideale huisvesting voor de opruimers.
04.04.2010